Zij overspoelden Haarlem in de jaren tachtig met graffiti, breakdance en hiphop
In dit artikel:
Twaalf-, dertien- of veertienjarigen namen in de jaren tachtig voor het eerst de spuitbus ter hand en werden pioniers van de Haarlemse graffiticultuur. Veertig jaar later blikken de vroegere schrijvers terug via een omvangrijk onderzoeksproject dat uitmondde in het boek Graffiti aan het Spaarne en een tijdelijke tentoonstelling in atelier 37PK. Initiatiefnemer Sandro Angela en onderzoekers Alain Rijnders en Michael Lutke spoorden – met veel huiswerk en interviews – iedereen op die tussen 1979 en 2006 sporen naliet langs het Spaarne; dat vereiste vaak zoekwerk omdat artiesten met aliassen werkten en sommige betrokkenen inmiddels overleden waren.
De publicatie rust op een rijke verzameling foto’s die de toenmalige tieners maakten van hun eigen pieces en van andermans werk. De Haarlemse scene volgde het Amerikaanse voorbeeld: breakdance en hiphop op tv leidden al snel tot het besef dat graffiti daar onlosmakelijk bij hoorde. In Schalkwijk, een pas opgeleverde wijk met veel jongeren, kreeg de cultuur veel aandacht en fungeerde zij als populair tijdverdrijf. Rond 1987 bereikte het fenomeen zijn hoogtepunt, wat ook leidde tot veel klachten en een offensief van de politie tegen spuiters.
De drie makers van het boek vertellen dat ze soms gepakt werden en voor keuzes stonden: doorgaan met risico op zwaardere straffen of overstappen naar legale opdrachten. In de jaren negentig vertaalde een deel van de schrijvers zijn ervaring naar banen in reclame, marketing of de kunstwereld. Het boek en de tentoonstelling houden die wilde periode van stedelijke creativiteit vast en geven een lokaal hoofdstuk van de bredere graffitogeschiedenis herkenbare vorm.