Op een oude fiets: Maria was 'de koningin Wilhelmina van Bussum'
In dit artikel:
Maria Mispelblom Beijer-Theunissen (1886–1957) was een Amsterdamse kunstenares uit welgestelde kringen die lange tijd in villa Eykenrode in Bussum woonde. Na haar huwelijk in 1909 met de veel oudere Albertus Jacobus Mispelblom Beijer liep het huwelijk stuk; Maria vestigde zich later met haar vader in een nieuwe villa en sloot zich aan bij kunstenaarsclub De Onafhankelijken, maar exposeerde slechts eenmaal (1916). Haar echte passie werd dierenbescherming: samen met een veearts richtte ze de Gooise tak van de Dierenbescherming op en speelde ze een belangrijke rol bij de oprichting van het dierenasiel aan de Meerweg (1928).
In de jaren dertig keerde het tij. Na de dood van haar vader kreeg ze alleen nog alimentatie van haar ex en leefde ze in toenemende armoede, schilderde portretten voor voedsel en woonde in kleine kamers. Na de oorlog verslechterde haar situatie; omringd door tientallen dieren raakte ze vereenzaamd en ziek. Op 12 februari 1957 werden haar dieren aan de Veldweg weggehaald en gedood; Maria werd opgenomen in een psychiatrische inrichting en overleed kort daarna.
Margreet de Broekert, een amateur-historicus uit Bussum, onderzocht haar leven en wilde aanvankelijk eerherstel. Uit het nationaal Oorlogsarchief bleek echter dat er na de oorlog elf aangiftes tegen Maria lagen over vermeende collaboratie — beweringen die haar imago compliceren en vragen oproepen over de laatste, tragische jaren van haar leven.