Monument in Haarlem tegen wil en dank. Mendel, Dolfijn en Beatrix niet blij met hun nieuwe status. 'Dit kost ons alleen maar heel veel geld'
In dit artikel:
Drie Haarlemse schoolgebouwen krijgen van de gemeente de status van gemeentelijk monument, tot ergernis van hun eigenaren. Het gaat om het oudste deel van het Mendelcollege aan de Pim Mulierlaan (bouwjaar 1954), de Beatrixschool aan het Blinkertpad (1939–1940) en De Dolfijn aan de Gijsbrecht van Aemstelstraat (1937–1940). Deze drie behoren tot een groep van negen wederopbouwgebouwen die nu monumentenbescherming krijgen; ze zijn geselecteerd uit een eerder opgesteld overzicht van zeventig bijzondere naoorlogse panden.
De gemeente baseert het besluit op adviezen van deskundigen die de gebouwen hoog waarderen vanwege hun architectonische kwaliteit en cultuurhistorische betekenis. Het Mendelcollege wordt geroemd als werk van Gerard Holt, met karakteristieke gevelcomposities, natuurlijke materialen en een vrijstaand bronzen beeld van Thomas Rodr. De Beatrixschool en De Dolfijn zijn ontwerpen van Gijsbert Friedhoff; de Beatrix vertoont zeldzame, boerderijachtige elementen met Scandinavische inspiratie en past in een ’tuindorp’-opzet, terwijl De Dolfijn opvalt door afwisselende volumes, bijzonder metselwerk en zorgvuldig houtdetail. Naast vormgeving en materiaalgebruik speelt ook de naam van de architecten en de herinneringswaarde voor de lokale bevolking mee in de onderbouwing.
De schoolbesturen reageren kritisch. Rector Jan‑Mattijs Heinemeijer van het Mendelcollege erkent de esthetische en historische waarde, maar wijst erop dat het gebouw over de jaren is uitgebreid en nu een mix van stijlen bevat. Zijn belangrijkste bezwaar is financieel en praktisch: monumentenstatus betekent complexere vergunningsprocedures en hogere kosten bij iedere aanpassing, terwijl scholen juist te maken hebben met dringende eisen om gebouwen te verduurzamen en moderniseren. Stichting Spaarnesant, eigenaar van De Dolfijn en de Beatrixschool, leverde vorig jaar formeel bezwaarschrift aan. Zij betoogde onder meer dat beide panden net voor de oorlog zijn gebouwd en dat het opnemen in de wederopbouwcategorie daarom problematisch zou zijn, maar de gemeente vond die chronologische scheidslijn te star en wees de bezwaren af.
Adviseur Rik Piters van Spaarnesant erkent de architectonische kwaliteiten maar waarschuwt dat noodzakelijke maatregelen zoals zonnepanelen of warmte‑/koudeopslag door de monumentale status veel duurder en omslachtiger worden. Bovendien krijgen de eigenaren van de gebouwen geen vergoeding van de gemeente voor de extra kosten die bescherming met zich meebrengt. De schoolbesturen betreuren ook dat het besluit hen niet eerst persoonlijk is meegedeeld.
De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders houden vast aan de aanwijzing; volgens hen wegen de kunsthistorische, stedenbouwkundige en herinneringswaarden zwaarder. Het dossier illustreert het spanningsveld tussen behoud van erfgoed en de praktische en financiële behoeften van onderwijsinstellingen die gebouwen willen verduurzamen en geschikt maken voor het onderwijs van nu.